-
1 juridisch aansprakelijk
juridisch aansprakelijk -
2 juridisch
♦voorbeelden:de juridische faculteit • la faculté de droitjuridisch aansprakelijk • responsable en droit -
3 aansprakelijk
♦voorbeelden:iemand aansprakelijk stellen voor iets • hold someone responsible for something -
4 haften
haften♦voorbeelden:haften bleiben • (a) blijven (vast)zitten, plakken; 〈 (b) informeel; figuurlijk〉blijven hangen, bijblijvenEltern haften für ihre Kinder • ouders zijn aansprakelijk voor hun kinderen -
5 droit
droit1 [drwaa]〈m.〉♦voorbeelden:à bon droit • met rechtdroit civil • burgerlijk rechtdroits civiques • burgerschapsrechtendroit constitutionnel • staatsrechtdroit coutumier • gewoonterechtdroit divin • door God gegeven rechtavoir plein droit de vie et de mort sur qn. • over leven en dood van iemand beschikkende plein droit • van rechtswegedroit privé • privaatrechtdroit public • publiek rechtdroit réel • zakenrechtfaire droit à qn. • iemand recht laten wedervarenfaire droit à une demande • een aanvraag inwilligenfaire son droit • rechten studerende droit • terecht(responsable) en droit • juridisch (aansprakelijk)→ forcedroits de l'homme • mensenrechtendroit d'option • voorkeursrechtdroit de reproduction • kopijrechtdroit du sang • geboorterechtde quel droit? • met welk recht?tous droits réservés • alle rechten voorbehoudenavoir des droits sur qn. • iets over iemand te zeggen hebbenavoir le droit pour soi • het recht aan zijn kant hebbenavoir un droit sur qc. • het recht hebben te beschikken over ietsqui de droit • de rechthebbendedroit d'inscription • inschrijvingskostendroits de port • havenrechtendroit de timbre • zegelrecht————————droit2 [drwaa]〈bijvoeglijk naamwoord; ook bijwoord, m.〉1 recht ⇒ rechtop, rechtstreeks2 rechtschapen ⇒ rechtdoorzee, rechtvaardig♦voorbeelden:jupe droite • recht vallende rokaller droit au but • recht op z'n doel afgaantout droit • rechtdoorau droit de • loodrecht open droite ligne • rechtstreeks, in rechte lijnle droit d'une monnaie • muntzijde van een geldstuk1. m1) recht2) rechterhand [sport]2. adj, adv1) recht(op), rechtstreeks2) rechtschapen, rechtvaardig3) rechter, rechts -
6 en droit
-
7 culpable
adj. schuldig, iemand die een straf toekomt[ kulpəbl] 〈culpably; zelfstandig naamwoord: culpability〉1 laakbaar ⇒ afkeurenswaardig, verwerpelijk♦voorbeelden: -
8 accuser
accuser [aakuuzee]♦voorbeelden:→ coupaccuser réception • ontvangst berichten1 〈+ de〉zichzelf, elkaar beschuldigen (van), de schuld geven (van)♦voorbeelden:→ excuser1. v2) aanklagen [juridisch]3) doen uitkomen, benadrukken2. s'accuservzichzelf/elkaar beschuldigen (van) -
9 solidaire
solidaire [sollieder]1 solidair ⇒ eensgezind, saamhorig -
10 solidair
2 [juridisch] joint, (joint and) several♦voorbeelden:1 zich solidair verklaren met iemand • declare one's sympathy for/one's solidarity with someonesolidair zijn • show solidarity (with) -
11 persönlich
persönlich1 persoonlijk ⇒ individueel, privé2 persoonlijk ⇒ zelf, in eigen persoon♦voorbeelden:eine Äußerung persönlich nehmen • een uitlating op zichzelf betrekkenpersönlich werden • persoonlijk, beledigend worden -
12 solidarisch
solidarisch♦voorbeelden: -
13 strafmündig
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский